Tastbaar de troost die zichtbaar wordt

Al jarenlang ben ik een liefhebber van het werk van Frans Budé (° 1945). Zijn debuut Vlammend marmer uit 1984 vond ik reeds prachtig. Hij heeft me sindsdien, we zijn inmiddels 31 jaar en vele bundels verder, nooit teleurgesteld. Wat doet zijn poëzie? De dichter geeft, in het eerste gedicht van de cyclus Visioen, naar mijn gevoel zelf afdoend antwoord: Alles wat rest is steeds opnieuw het landschap // van zijn nevels te ontdoen, de schittering / polijsten, tastbaar de troost die zichtbaar wordt. Mooi daarbij aan sluit het slot van dezelfde reeks: We maakten ons / kenbaar aan de wind, werden aanhoudend / aanwezig in het verdwijnen en weer verschijnen.
De goede verstaander heeft aan dergelijke zinnen genoeg. Frans Budé laat zich altijd wel inspireren door beeldende kunst, maar in deze bundel wel heel uitdrukkelijk: Bas Jan Ader, Armando (Men zegt dat je een breekbaar  masker draagt, de nacht / een slurpend monster is, zich voortplant in de dood. / Je gelooft het niet en schreeuwt het uit.), Christo (Hoe til je een boom naar de hemel, kleed je / hem aan voor een bruiloft?), James Ensor (Jij alleen in de kamer, handjeklap, lachend // in jezelf, zwierig ijn alles, je ogen klampen zich aan ons vast), Thomas Junghans, Frida Kahlo (Erbarmelijk blijf ik overeind, niets anders rest mij // dan ondoordringbaar jou aan te staren, zorgzaam wakend // over mijn angst – diep gegrift in de kerven van het middenrif.), Kazimir Malevitsj, Paula Modersohn-Becker en Rob en Marijke Stultiens zijn hier inspiratoren van dienst.
Daarnaast deze keer verhoudingsgewijs veel verzen die zijn opgedragen aan collega-literatoren. Zo zijn er vier in memoriams, voor de overleden dichters Hans Groenewegen, Gerrit Kouwenaar, H.H. ter Balkt en Hans van de Waarsenburg (Je schreef ons ooit: ‘Ik draag een dode dichter in mij mee, / Hij spreekt niet meer mijn zinnen.’ O droefheid van // langzaam wegijlende klanken, jouw stem die voor altijd / in mijn hoofd zingt, vastberaden, ach, als je dat eens wist.) en is er de cyclus Hellevuur. Daarin stelt Budé zuiver op een aantal auteurs dat de gruwel van de Groote Oorlog als strijder aan den lijve heeft meegemaakt: Guillaume Apollinaire, Ernest Hemingway, Blaise Cendrars, Alain-Fournier en Wilfred Owen.
Voorts scherpte de dichter zijn pen onder meer bij bomen, een koe, landschappen, reizen, een stierenkop en tuinen. Achter het verdwijnpunt gaat voorlopig de boekenkast nog niet in. Dit is zo’n bundel waaruit je iedere dag wel een gedicht op je in wil laten werken. Wat mij betreft opnieuw een wonderschone verrijking van ’s mans oeuvre, en een heuse aanrader.
Tot slot nog even opmerken dat er sprake is van een opmerkelijke trouw tussen Frans Budé en zijn uitgever: Achter het verdwijnpunt is namelijk al de dertiende bundel van zijn hand op rij die bij Meulenhoff verschijnt. Een indrukwekkende reeks, zeker in een uitgeeftechnisch zo kwetsbaar genre als poëzie.

Achter het verdwijnpunt, Frans Budé, Meulenhoff, Amsterdam, 2015, ISBN 978 90 290 9110 7

(Bert Bevers)